Ter Sluycks ging op weg naar de kerkers. Nu Visbeen uit de weg was geruimd, was er niets dat hem er nog van kon weerhouden de drie eerlijke soldaten te doden. Hij was van plan ze hoogstpersoonlijk neer te schieten en dan later op zijn gemak een goede smoes te verzinnen – hij kon hun lichamen bijvoorbeeld in de kluis leggen waar de kroonjuwelen werden bewaard en dan doen alsof ze geprobeerd hadden die te stelen.
Maar net toen de baron de deur die naar de kerkers leidde wilde opendoen, klonk achter hem een zachte stem.
‘Goedenavond, baron ter Sluycks.’
Hij draaide zich om en zag freule Eslanda, met haar ravenzwarte haar en serieuze gezicht, een donkere wenteltrap af komen.
‘U bent nog laat op, freule,’ zei Ter Sluycks met een buiging.
‘Ja,’ zei freule Eslanda, wier hart als een gek tekeerging. ‘Ik – ik kon niet slapen en dacht dat het misschien goed zou zijn om een ommetje te maken.’
Dat was een leugentje. In werkelijkheid had freule Eslanda heerlijk liggen slapen tot ze onverwachts gewekt werd doordat iemand als een bezetene op haar slaapkamerdeur klopte. Toen ze opendeed zag ze Hetty, het dienstmeisje dat Ter Sluycks zijn wijn had gebracht en zijn leugens over Japie Knoop had gehoord.
Hetty was na dat verhaal over Japie Knoop zo nieuwsgierig geweest naar wat Ter Sluycks nou precies in zijn schild voerde dat ze ook naar de Gardezaal was geslopen en daar, door haar oor tegen de deur te drukken, alles had gehoord wat zich binnen afspeelde. Hetty verstopte zich haastig toen de drie eerlijke soldaten werden afgevoerd en holde toen de trap op om freule Eslanda wakker te maken. Ze wilde de drie mannen die op het punt stonden om te worden terechtgesteld helpen en had geen idee dat freule Eslanda heimelijk verliefd was op kapitein Goedmoet. Ze vond freule Eslanda gewoon het aardigst van alle hofdames en wist dat ze vriendelijk en slim was.
Freule Eslanda drukte haastig wat goudstukken in Hetty’s hand en adviseerde haar om diezelfde nacht nog te vluchten uit het paleis, omdat ze bang was dat de meid nu in ernstig gevaar verkeerde. Vervolgens kleedde freule Eslanda zich met trillende handen aan, pakte een lantaarn en haastte zich de wenteltrap naast haar slaapkamer af. Voor ze onder aan de trap was, hoorde ze echter stemmen. Ze blies vlug haar lantaarn uit en luisterde terwijl Visbeen beval dat kapitein Goedmoet en zijn vrienden niet moesten worden doodgeschoten, maar naar de kerkers moesten worden gebracht. Daarna had ze zich schuilgehouden op de trap omdat ze het idee had dat de drie mannen nog niet veilig waren – en inderdaad kwam daar baron ter Sluycks, die met een pistool op weg was naar de kerkers.
‘Is de Opperste Raadsheer er ook?’ vroeg freule Eslanda. ‘Ik dacht dat ik daarnet zijn stem hoorde.’
‘Visbeen is met pensioen,’ zei Ter Sluycks. ‘U staat tegenover de nieuwe Opperste Raadsheer, freule.’
‘O, gefeliciteerd,’ zei Eslanda, die deed alsof ze dat leuk vond in plaats van verschrikkelijk. ‘Dus dan vindt het proces tegen de drie gevangengenomen soldaten waarschijnlijk onder uw leiding plaats?’
‘U bent wel heel erg goed op de hoogte, freule Eslanda,’ zei Ter Sluycks, die haar achterdochtig aankeek. ‘Hoe weet u dat er drie soldaten gevangen zitten?’
‘Ik hoorde Visbeen er toevallig iets over zeggen,’ antwoordde freule Eslanda. ‘Kennelijk zijn het alle drie gerespecteerde militairen en Visbeen benadrukte hoe belangrijk het is dat ze een eerlijk proces krijgen. Ik weet dat koning Fred het daarmee eens zal zijn, omdat hij groot belang hecht aan zijn eigen populariteit – en terecht, want om effectief te kunnen regeren, moet een koning in de eerste plaats geliefd zijn.’
Freule Eslanda was heel overtuigend toen ze pretendeerde dat ze alleen maar aan de populariteit van de koning dacht en ik denk dat negen van de tien mensen haar zouden hebben geloofd. Helaas hoorde Ter Sluycks de lichte trilling in haar stem en vermoedde hij dat ze verliefd moest zijn op een van de drie, anders zou ze niet in het holst van de nacht haastig naar beneden zijn gekomen in de hoop ze te kunnen redden.
‘Ik vraag me af om welke van de drie u zo veel geeft,’ zei hij terwijl hij haar aandachtig bestudeerde.
Freule Eslanda had dolgraag willen voorkomen dat ze rood werd, maar helaas lukte haar dat niet.
‘Ik denk niet dat het Okkers is,’ mijmerde Ter Sluycks. ‘Veel te lelijk en bovendien is hij al getrouwd. Wartel, dan? Een amusante kerel, maar geplaagd door steenpuisten. Nee,’ zei baron ter Sluycks zacht, ‘nee, ik denk dat die knappe kapitein Goedmoet verantwoordelijk is voor de blos op uw wangen, freule Eslanda. Maar zou u zich werkelijk daartoe verlagen? Zijn ouders waren kaasmakers, weet u.’
‘Kaasmaker of koning, dat is me om het even, zolang het maar een man van eer is,’ zei Eslanda. ‘En de koning zal onteerd worden als die soldaten zonder vorm van proces worden doodgeschoten, dus ben ik van plan om hem alles te vertellen zodra hij wakker is.’
Freule Eslanda draaide zich bevend om en liep de wenteltrap weer op. Ze had geen idee of ze voldoende had gedaan om de drie soldaten te redden en bracht een slapeloze nacht door.
Ter Sluycks bleef zo lang in de kille gang staan dat zijn voeten gevoelloos werden van de kou. Hij probeerde te besluiten wat hij moest doen.
Aan de ene kant wilde hij de soldaten dolgraag uit de weg ruimen, want ze wisten veel te veel. Aan de andere kant was hij bang dat freule Eslanda gelijk had: als de mannen zonder vorm van proces werden doodgeschoten, zou de bevolking dat Fred kwalijk nemen. En dan zou de koning boos zijn op Ter Sluycks en hem misschien zelfs wel zijn baantje als Opperste Raadsheer afnemen. Als dat gebeurde kon hij al zijn dromen van macht en rijkdom, waar hij tijdens de terugreis vanuit de Zomphoek zo van genoten had, wel vergeten.
En dus stapte Ter Sluycks weg bij de kerkerdeur en ging naar bed. Hij was diep gekwetst omdat freule Eslanda, op wie hij ooit zelf een oogje had gehad, de voorkeur gaf aan de zoon van twee kaasmakers. Terwijl hij zijn kaars uitblies, besloot de baron dat ze ooit zou boeten voor die belediging.