Hoofdstuk 25

Het probleem van baron ter Sluycks

Helaas voor baron ter Sluycks was meneer Rondhout niet de enige die inmiddels openlijk twijfelde aan het bestaan van de Ickabog.

Steenrijk werd langzamerhand steeds armer. De rijke kooplui hadden geen probleem met de Ickabogtaks. Ze betaalden braaf hun twee dukaten per maand en verhoogden dan gewoon de prijzen van hun gebakjes, kazen, hammen en wijnen om het geld zo weer terug te verdienen. Maar twee gouden dukaten per maand ophoesten werd een steeds grotere opgave voor het armere deel van de bevolking, zeker nu het eten op de markt alsmaar duurder werd. In de Zomphoek waren veel kinderen zelfs al vel over been.

Ter Sluycks, die in elke stad en elk dorp zijn spionnen had, hoorde steeds vaker dat mensen wilden weten waar hun goud nou eigenlijk naartoe ging en zelfs bewijs wilden zien dat het monster nog wel een gevaar was.

Van Steenrijk werd vaak beweerd dat iedere stad zijn eigen volksaard had: Fustenburgers waren vechtersbazen maar ook dromers, Karnhemmers vredig en hoffelijk en van Soesdijkers werd gezegd dat ze trots en zelfs hooghartig waren. Maar de inwoners van Sudderveen stonden bekend als mensen die eerlijk en recht door zee waren en daar vond dan ook de eerste serieuze uitbraak van ongeloof in de Ickabog plaats.

Een slager genaamd Peter Pens organiseerde een bijeenkomst op het stadhuis. Peter was wel zo verstandig om niet hardop te zeggen dat hij niet in de Ickabog geloofde, maar hij nodigde iedereen die de vergadering bijwoonde uit om een petitie aan de koning te tekenen, waarin gevraagd werd om bewijs dat de Ickabogtaks nog steeds noodzakelijk was. Meteen na afloop van de bijeenkomst sprong de spion van Ter Sluycks, die er natuurlijk ook bij was geweest, op zijn paard en reed naar het zuiden. Tegen middernacht arriveerde hij bij het paleis.

Ter Sluycks werd gewekt door een lakei. Hij liet haastig baron van Bulckhoven en majoor Rotting uit hun bed halen en die voegden zich bij Ter Sluycks in diens slaapkamer, om te horen wat de spion te zeggen had. De man vertelde over de vergadering van de verraders en vouwde een plattegrond van de stad uit waarop hij de huizen van de voornaamste oproerkraaiers – en dus ook dat van Peter Pens – behulpzaam had omcirkeld.

‘Prima werk,’ gromde majoor Rotting. ‘We arresteren iedereen wegens hoogverraad en gooien ze in de cel. Simpel!’

‘Het is helemaal niet simpel,’ zei Ter Sluycks ongeduldig. ‘Er waren wel tweehonderd mensen op die bijeenkomst en we kunnen moeilijk tweehonderd man in de cel gooien! Ten eerste hebben we niet voldoende cellen en ten tweede zegt iedereen dan natuurlijk dat dat gewoon aantoont dat we niet kunnen bewijzen dat de Ickabog bestaat!’

‘Dan schieten we ze dood,’ zei Van Bulckhoven, ‘en wikkelen ze in mantels, net als Boender, en laten ze achter in het moeras, zodat mensen denken dat de Ickabog het gedaan heeft.’

‘O, dus de Ickabog beschikt nu ook over vuurwapens?’ snauwde Ter Sluycks. ‘En over tweehonderd mantels om zijn slachtoffers in te wikkelen?’

‘Nou, als u alleen maar kritiek heeft, waarom bedenkt u dan zelf niet iets slims?’ zei Rotting.

Maar dat was nou precies het probleem. Hoe Ter Sluycks zijn doortrapte hersens ook pijnigde, hij kon geen enkele manier bedenken om de Steenrijkers zo bang te maken dat ze weer netjes hun belasting zouden betalen. Wat hij nodig had was bewijs dat de Ickabog bestond, maar waar moest hij dat vandaan zien te halen?

Toen de anderen weer naar bed waren en Ter Sluycks in zijn eentje ijsbeerde voor de haard, werd er opnieuw op de deur geklopt.

‘Wat nu weer?’ snauwde de baron.

Grijpstuiver de lakei glipte de kamer binnen.

‘Wat wil je? Vooruit, voor de dag ermee! Ik heb het druk!’

‘Neemt u me niet kwalijk, edele heer,’ zei Grijpstuiver. ‘Ik kwam ietsje eerder op de avond toevallig langs uw slaapkamerdeur en toen hoorde ik, zonder dat ik er iets aan kon doen, u met baron van Bulckhoven en majoor Rotting praten over de bijeenkomst van die verraders in Sudderveen.’

‘O, dus je kon er helemaal niets aan doen?’ zei Ter Sluycks dreigend.

‘Ik vond ’t m’n plicht om u te vertellen dat er hier in de Stad-in-de-Stad een man woont die er net zo over denkt als die verraders in Sudderveen,’ zei Grijpstuiver. ‘Hij wil bewijs zien, net als dat stelletje slagers. Toen ik ’t hoorde dacht ik meteen: hé, dat klinkt als verraad.’

‘Ja, natuurlijk is het verraad!’ zei Ter Sluycks. ‘Wie durft zulke dingen te beweren, hier in de schaduw van de paleismuren? Welke dienaar van de koning waagt het om het woord van zijn vorst in twijfel te trekken?’

‘Tja... ik bedoel...’ zei Grijpstuiver en hij schuifelde met zijn voeten. ‘Sommige mensen zouden zeggen dat dat waardevolle informatie is...’

‘Zeg op!’ snauwde Ter Sluycks en hij greep de lakei bij zijn revers. ‘Zeg op en dan bepaal ik wel of je een beloning hebt verdiend! Zijn naam – wat is zijn naam?

‘R-Rein Rondhout!’ stamelde de lakei.

‘Rondhout... Rondhout... die naam heb ik eerder gehoord,’ zei Ter Sluycks. Hij liet de lakei los en die wankelde en struikelde over een bijzettafeltje. ‘Was er niet een naaister...?’

‘Z’n vrouw, heer. Maar die is dood,’ zei Grijpstuiver terwijl hij overeind krabbelde.

‘Ja,’ zei Ter Sluycks langzaam. ‘Hij woont in dat huisje bij de begraafplaats, waar ze nooit de vlag uit hebben en geen enkel portret van de koning voor het raam staat. Hoe weet je dat hij verraderlijke uitlatingen heeft gedaan?’

‘Toevallig hoorde ik mevrouw Boender aan de keukenmeid vertellen wat ie gezegd had,’ zei Grijpstuiver.

‘Je hoort toevallig wel een heleboel dingen, hè Grijpstuiver?’ merkte de baron op. Hij zocht in zijn vestzak naar wat goudstukken. ‘Alsjeblieft. Hier heb je tien dukaten.’

‘Dank u, heer,’ zei de lakei met een diepe buiging.

‘Wacht,’ zei Ter Sluycks toen Grijpstuiver wilde gaan. ‘Wat doet hij, die Rondhout?’

Wat de baron eigenlijk wilde weten was of de koning meneer Rondhout zou missen als hij spoorloos verdween.

‘Rondhout, heer? Die is timmerman,’ zei Grijpstuiver en al buigend verliet hij de kamer.

‘Timmerman,’ herhaalde Ter Sluycks hardop. ‘Timmerman...’

En terwijl Grijpstuiver de deur achter zich dicht deed werd Ter Sluycks opnieuw getroffen door een idee als een blikseminslag en was hij zo verbluft door zijn eigen genialiteit dat hij zich overeind moest houden aan de rugleuning van de bank, omdat hij anders misschien spontaan omgekukeld zou zijn.

Teken themas

Deze teken themas horen bij dit hoofdstuk

De klimtol

Gebakjes die op de grond liggen

Peter Pens

De lakei Grijpstuiver

Doe mee aan de teken wedstrijd!

Alle hoofdstukken

Lees elk hoofdstuk van De Ickabog dat tot nu toe is gepubliceerd.