Hoofdstuk 37

Roos en de maan

Het weeshuis van ma Snauw was heel erg veranderd sinds Roos Rondhout er in een zak gearriveerd was. Het kleine, vervallen huisje was nu een enorm stenen gebouw, met tralies voor de ramen, een heleboel sloten op iedere deur en voldoende ruimte voor wel honderd kinderen.

Roos was er nog steeds, inmiddels een stuk langer en magerder, maar nog steeds gekleed in de overall die ze ook had gedragen toen ze ontvoerd werd. Ze had stukken aan de mouwen en broekspijpen gezet zodat ze nog steeds pasten en verstelde de overall zorgvuldig als er een scheur in kwam. Het was het allerlaatste dat ze nog had van thuis, van haar vader, en dus bleef ze hem dragen in plaats van ook een jurk te maken van de jutezakken waarin de kool werd afgeleverd, zoals Marta en de andere grotere meisjes deden.

Roos was zich jarenlang na haar ontvoering blijven vastklampen aan het idee dat haar vader nog leefde. Ze was een slimme meid en had altijd geweten dat haar vader ervan overtuigd was dat de Ickabog niet bestond, dus dwong ze zichzelf om te geloven dat hij ergens opgesloten zat in een cel en door de tralies voor het raampje omhoog staarde naar dezelfde maan waar zij ook iedere nacht naar keek, voor ze in slaap viel.

Maar op een avond, tijdens haar zesde jaar bij ma Snauw, toen ze de Hopscheut tweeling had ingestopt en ze ervan had verzekerd dat ze hun papa en mama gauw zouden terugzien, ging Roos naast Marta liggen, staarde zoals gewoonlijk omhoog naar de bleekgouden schijf aan de hemel en besefte opeens dat ze niet langer geloofde dat haar vader nog leefde. Die hoop was uit haar hart vervlogen, als een vogel die wegvlucht uit een leeggeroofd nest, en hoewel de tranen over haar wangen biggelden hield ze zichzelf voor dat haar vader nu ergens was waar het veel beter was, daarboven in de glorieuze hemel, samen met haar moeder. Ze probeerde troost te ontlenen aan het idee dat haar ouders niet langer gebonden waren aan de aarde en dus overal konden zijn, ook in haar eigen hart, en dat ze daarom de herinnering aan hen levend moest houden, als een heldere vlam. Maar desondanks was het moeilijk om ouders te hebben die alleen leefden in je hart, terwijl je eigenlijk wilde dat ze terug zouden komen en je in hun armen zouden sluiten.

In tegenstelling tot veel andere kinderen in het weeshuis had Roos heel duidelijke herinneringen aan haar ouders. De gedachte aan hun liefde hield haar op de been en iedere dag hielp ze om voor de kleinste kinderen te zorgen en overlaadde ze hen met de knuffels en vriendelijke woorden die ze zelf zo miste.

Maar toch was het niet alleen de gedachte aan haar vader en moeder die Roos de kracht gaf om door te gaan. Ze had het vreemde gevoel dat ze was voorbestemd om iets belangrijks te doen – iets wat niet alleen haar eigen leven zou veranderen, maar het lot van heel Steenrijk. Ze had verder nooit iemand verteld over dat gevoel, zelfs niet haar beste vriendin Marta, maar desondanks was het een bron van kracht. Roos was ervan overtuigd dat zij haar kans nog zou krijgen.

Teken themas

Deze teken themas horen bij dit hoofdstuk

De maan

Roos in haar verlengde overall

Roos en Baron ter Sluycks

Koolsoep

Weeshuiskoeken

Doe mee aan de teken wedstrijd!

Alle hoofdstukken

Lees elk hoofdstuk van De Ickabog dat tot nu toe is gepubliceerd.