Die nacht vertrok, heimelijk in het duister, een groepje in het zwart geklede ruiters uit Soesdijk, onder leiding van majoor Rotting. Ze werden vergezeld door een kar met daarop, onder een grote lap jute, de reusachtige houten poot met zijn uitgesneden schubben en lange, scherpe klauwen.
Uiteindelijk arriveerden ze bij Sudderveen. De ruiters – leden van het Ickabog Afweerkorps die Ter Sluycks speciaal voor deze klus had uitgekozen – lieten zich van hun paard glijden en bonden lappen om de hoeven van hun dieren, om het geluid te dempen en geen duidelijke hoefafdrukken achter te laten. Vervolgens tilden ze de enorme poot van de kar, hesen zich weer in het zadel en droegen de poot naar het huis waar Peter Pens de slager woonde met zijn vrouw en dat gelukkig voor hen geen directe buren had.
Verscheidene soldaten bonden hun paarden vast, slopen naar Peters achterdeur en trapten die in, terwijl de anderen de reuzenpoot in de modder rond het tuinhek drukten.
Vijf minuten na hun aankomst werden Peter en zijn vrouw, die geen kinderen hadden, geboeid en met een prop in de mond naar buiten gedragen en op de kar gegooid. Misschien kan ik beter meteen maar zeggen dat Peter en zijn vrouw even later zouden worden vermoord en begraven in het bos, precies zoals soldaat Sloper eigenlijk ook met Roos had moeten doen. Ter Sluycks liet alleen mensen leven die nog van pas zouden kunnen komen: misschien dat meneer Rondhout de Ickabogpoot zou moeten repareren als die beschadigd raakte en zouden kapitein Goedmoet en zijn vrienden nog een keer uit hun cel moeten worden gesleept om hun leugens over de Ickabog te herhalen, maar Ter Sluycks kon zich niet voorstellen dat hij ooit een verraderlijke worstenmaker nodig zou hebben en dus had hij opdracht gegeven om hem te vermoorden. En wat die arme mevrouw Pens aangaat: wat er met haar gebeurde interesseerde Ter Sluycks al helemaal niet, maar ik wil jullie toch even vertellen dat ze een heel aardige vrouw was, die vaak op de kinderen van haar vriendinnen paste en in het plaatselijke koor zong.
Zodra de Pensjes waren afgevoerd, gingen de overgebleven soldaten het huis binnen en sloegen daar de boel kort en klein, alsof het interieur vernield was door een reusachtig monster, terwijl hun collega’s het hek rond de achtertuin sloopten en de reuzenpoot in de zachte grond rond Peters kippenren drukten, zodat het zou lijken alsof het rondsluipende monster ook de kippen had aangevallen. Een van de soldaten trok zelfs zijn laarzen en sokken uit en maakte voetafdrukken in de aarde, alsof Peter op blote voeten naar buiten was gerend om zijn kippen te beschermen. Als laatste sneed dezelfde man een van de kippen de kop af en zorgde ervoor dat overal bloedspetters en veren lagen, voor hij de zijwand van de ren intrapte en de rest van de kippen liet ontsnappen.
Na de reuzenpoot nog een heleboel keren in de modder rond Peters huis te hebben gedrukt, zodat het zou lijken alsof het monster was weggevlucht naar hardere grond, hesen de soldaten de creatie van meneer Rondhout weer op de kar, naast de ten dode opgeschreven slager en zijn vrouw, klommen in het zadel en verdwenen in het duister.