Hoofdstuk 44

Mevrouw Boender vecht terug

Terwijl Bert de stadspoort uit glipte, werd zijn moeder een cel ingeduwd door baron ter Sluycks. Ergens vlakbij zong een trillerige, overslaande stem het volkslied, begeleid door gehamer.

‘Stilte!’ brulde Ter Sluycks naar de muur. Het zingen hield op.

‘Als ik deze poot afheb, laat u me dan vrij en mag ik m’n dochter dan weer zien, baron?’ zei de schorre stem.

‘Ja, ja, dan krijg je je dochter te zien,’ riep Ter Sluycks op zijn beurt, terwijl hij zijn ogen ten hemel sloeg. ‘En nu stil, want ik wil met je buurvrouw praten!’

‘Nou, voor u van wal steekt heb ik eerst een paar mededelingen voor ú,’ zei mevrouw Boender.

Ter Sluycks en Van Bulckhoven staarde naar het mollige vrouwtje. Ze hadden nog nooit iemand in de kerkers opgesloten die zo trots keek en die het zo weinig leek te kunnen schelen dat ze in een kille, vochtige cel was gegooid. Ter Sluycks moest aan freule Eslanda denken, die nog steeds opgesloten zat in zijn bibliotheek en nog steeds weigerde met hem te trouwen. Hij had nooit gedacht dat een kokkin even hooghartig zou kunnen kijken als een dame van adel.

‘Ten eerste komt de koning het te weten als u me vermoordt,’ zei mevrouw Boender. ‘Dan merkt hij dat iemand anders zijn gebakjes maakt. Hij proeft het verschil.’

‘Dat klopt,’ zei Ter Sluycks met een wrede glimlach. ‘Maar omdat de koning dan ook weet dat u gedood bent door de Ickabog, zal hij moeten wennen aan andere gebakjes.’

‘Mijn huis ligt in de schaduw van de paleismuren,’ antwoordde mevrouw Boender. ‘Het is onmogelijk daar een aanval van de Ickabog in scène te zetten zonder wel honderd getuigen wakker te maken.’

‘Geen groot probleem,’ zei Ter Sluycks. ‘Dan zeggen we gewoon dat u zo dom was om ’s avonds laat nog een wandelingetje te maken langs de oevers van de Fluim, waar de Ickabog helaas net iets was komen drinken.’

‘Dat zou kunnen lukken,’ zei mevrouw Boender, die vliegensvlug een verhaal verzon, ‘als ik niet bepaalde instructies had achtergelaten die ten uitvoer moeten worden gebracht als bekend raakt dat ik gedood zou zijn door de Ickabog.’

‘Wat voor instructies en aan wie heeft u die gegeven?’ vroeg Van Bulckhoven.

‘Haar zoon, denk ik,’ zei Ter Sluycks. ‘Maar die hebben we dadelijk ook te pakken. Noteer even, Van Bulckhoven – mevrouw Boender wordt pas vermoord als haar zoon de pijp uit is.’

‘Maar in de tussentijd,’ zei mevrouw Boender, die deed alsof de schrik haar niet om het hart was geslagen bij de gedachte dat Bert misschien in de handen van Ter Sluycks zou vallen, ‘kunt u deze cel net zo goed voorzien van een fornuis en mijn gebruikelijke keukengerei, zodat ik gebak kan blijven maken voor de koning.’

‘Ja... Waarom niet?’ zei Ter Sluycks bedachtzaam. ‘Er gaat tenslotte niets boven uw taarten, mevrouw Boender. U mag voor de koning blijven bakken tot we uw zoon in handen hebben.’

‘Mooi zo,’ zei mevrouw Boender, ‘maar ik heb ook hulp nodig. Ik stel voor dat u me een paar medegevangenen laat opleiden, zodat ze in ieder geval eiwitten kunnen kloppen en bakvormen kunnen invetten.

Dat houdt in dat u die arme stakkers ook iets meer te eten moet geven. Toen u me naar mijn cel sleurde, zag ik dat sommigen echt vel over been zijn. Ik wil natuurlijk niet dat ze van pure honger al mijn rauwe ingrediënten opeten.

En als laatste,’ zei mevrouw Boender en ze liet haar blik kritisch door haar cel gaan, ‘heb ik een comfortabel bed en schone dekens nodig. Je moet goed uitgerust zijn om baksels te kunnen maken van de kwaliteit die de koning verwacht en bovendien is hij binnenkort jarig. Dan verwacht hij natuurlijk iets speciaals.’

Ter Sluycks staarde even naar zijn verrassende gevangene en zei toen: ‘Maar vindt u het dan helemaal geen verontrustende gedachte dat u en uw zoon niet lang meer te leven hebben?’

‘O, als ik één ding heb geleerd op de koksschool, dan is het wel dat zelfs de beste bakker soms iets laat schiften of aanbranden,’ zei mevrouw Boender schouderophalend. ‘Rol gewoon je mouwen op en begin opnieuw, zeg ik altijd maar. Misbaksels zullen er altijd zijn!’

Aangezien Ter Sluycks geen snedig antwoord kon bedenken op die uitspraak, wenkte hij Van Bulckhoven en verlieten de twee baronnen de cel. De deur sloeg met een metaalachtige klap achter hen dicht.

Zodra ze weg waren, deed mevrouw Boender ook niet meer alsof ze kalm en moedig was en plofte ze neer op de harde brits die het enige meubelstuk was in de cel. Ze trilde van top tot teen en was even zelfs bang dat ze een hysterische aanval zou krijgen.

Maar een vrouw klom niet op tot hoofd van de koninklijke keukens, in een stad van de beste banketbakkers ter wereld, zonder haar eigen zenuwen in bedwang te kunnen houden. Mevrouw Boender haalde diep adem, om zichzelf wat te kalmeren, en toen de overslaande stem in de aangrenzende cel weer uitbarstte in het volkslied, drukte ze haar oor tegen de muur en luisterde of ze kon horen waar dat geluid precies haar cel binnenkwam. Na een tijdje vond ze een barst in de muur, vlak onder het plafond. Ze ging op haar brits staan en riep zachtjes: ‘Rein? Reinout Rondhout? Ik weet dat jij het bent. Ik ben het, Berta, Berta Boender!’

Maar de schorre stem zong alleen maar verder. Mevrouw Boender liet zich weer op haar brits zakken, sloeg haar armen om zich heen, sloot haar ogen en bad met heel haar gekwelde hart dat, waar Bert dan nu ook was, hij in elk geval veilig zou zijn.

Teken themas

Deze teken themas horen bij dit hoofdstuk

Bert die zich verstopt in het bietenveldje

Bert en de poortwachter

Mevrouw Boender in haar cel

De Gezocht-poster met Bert

De dichtgespijkerde kroeg van Neef Hilbert

Doe mee aan de teken wedstrijd!

Alle hoofdstukken

Lees elk hoofdstuk van De Ickabog dat tot nu toe is gepubliceerd.